Briljant
Geschiedenis van briljant
De diamant is al minstens 2000 jaar als edelsteen gebruikt, maar een gerichte verwerking begon in de 14e eeuw. Aanvankelijk werden de natuurlijke kristaloppervlakken echter alleen gepolijst om het optische effect te vergroten. Dit - nog grotendeels in zijn natuurlijke vorm overgebleven - eerste diamantsnit was, volgens zijn karakteristiek, Spitzstein genoemd. Een juwelier heeft veel briljanten nodig om gouden sieraden te fabriceren.
Door de octaëdrische uiteinden af te splitsen of af te slijpen, ontstond er snel een extra groot gebied aan de bovenkant (paneel) en een kleine aan de onderkant (doos of rib), wat leidde tot wat bekend staat als dikke steen of bloksteen.
Sinds het einde van de 15e eeuw zijn dankzij de ontwikkeling van het slijpwiel steeds meer aanvullende facetten aangebracht. Rond 1650 - volgens de traditie, op aanraden van de Franse kardinaal Mazarin - werd voor het eerst een steen met 34 vlakken (32 facetten plus plaat en gewelf) en een afgeronde, zo niet nog ronde, plattegrond (ronde lijst) ontwikkeld. Aan het einde van de 17e eeuw gaf de Venetiaanse edelstenenmolen Peruzzi dit dubbele goed of zelfs Mazarin sneed de verbetering ervan in de zogenaamde triple good of Peruzzi-snit. Dit toonde al alle facetten en ook vergelijkbare verhoudingen van de latere briljante snit. Maar zelfs met de oude snit, de directe voorloper van de moderne diamant, is het circulaire lichaam niet consequent geïmplementeerd. Dit gebeurde aan het begin van de 20e eeuw.
Omdat de diamant, vooral in een waardige kwaliteit, erg duur is, omdat hij zeldzaam en kostbaar is voor het winnen van grondstoffen, was en is de diamantslijperj altijd bereid om tijdens het slijpen zo efficiënt mogelijk te werken. Dit betekent dat hij of zij probeert het grootst mogelijke optische - en dus waardeverhogende - effect te bereiken met minimaal verlies van materiaal.
De eerste diamanten werden ongeveer 8 eeuwen voor Christus gevonden in India. De naam diamant komt uit Griekenland Adamas: betekent onverwoestbaar, omdat de diamant het hardste materiaal op aarde is. De enige manier om diamanten te bewerken of te slijpen is met behulp van andere diamanten. Hiervoor worden slijpschijven met diamantpoeder gebruikt.
De verhouding van een geslepen diamant is ook erg belangrijk. Daarom is de ratio (in tegenstelling tot de meeste andere edelstenen) zeer nauwkeurig. De hoeken waaronder een diamant wordt gesneden door de jaren heen (uit de 15e eeuw). Altijd perfect gemaakt en met de komst van de computer, tot het laatste detail precies uitgewerkt. De optimale vorm van een diamant is zo belangrijk omdat het de diamant laat schitteren. Is dat niet het geval dan zal de hele steen opnieuw worden geslepen
Tijdens de vorming van diamant bevinden zich ook verontreinigingen in de grond die de insluitsels zorgen. Ook de grond rond de koolstof heeft een grote impact, omdat die verontreinigd kan zijn (bijvoorbeeld met ijzer of zwavel). Hierdoor onstaan er gekleurde diamanten, deze komen het meest voor. Transparante diamanten zijn zeldzaam en hierdoor het meest waardevol. Niet transparante of zwaar verontreinigde diamanten worden veel in de industrie toegepast (slijpen en boren). Van de heldere en transparante diamanten komt de kleur geel het meest voor, meer dan wit. Mooie gele diamanten zijn waardevol maar groen / blauw en roze zijn zo zeldzaam dat ze onbetaalbaar zijn.
Diamant kent veel industriële toepassingen door zijn bijzondere hardheid, maar spreekt ook tot de verbeelding. Diamant intrigeert, het is dan ook niet voor niets hèt symbool van schoonheid en liefde. Het lichtbrekend vermogen, de unieke schittering maakt deze edelsteen begerenswaardig, dat was voor de jaartelling al zo, en dat is nog steeds het geval. Maar wat is er nu zo speciaal aan diamant?
De schoonheid van de diamant wordt door de eeuwen heen als iets zeer bijzonders beschouwd. Diamant is de enige edelsteen die slechts uit één element bestaat, namelijk koolstof. Ook potloodgrafiet is zuiver koolstof; het enige verschil is dat de atomen bij diamant veel nauwer samengebonden zijn. Wonderlijk is het, dat zwarte en vuile, waardeloze kool die uit de diepste diepten komt, samengeperst onder een druk van tienduizenden atmosferen, bij een temperatuur van duizend tot twee duizend graden, met zijn fonkelende pracht tot het schoonste van de schepping wordt. Diamant wordt gevonden diep onder de grond in kraterpijpen en bij uitgewerkte vulkanen.
De oorsprong van het woord diamant heeft de betekenis van onoverwinnelijk (komt van het Griekse woord Adamas), ook onverbiddelijk, onverzettelijk. Diamant is het hardste materiaal van de aarde. Het is volkomen splijtbaar en is bovendien een isometrisch kristal (kubisch).
Eigenschappen van briljant
Onder hardheid verstaat men bij mineralen en edelstenen de weerstand tegen krassen en tegen slijpen. De Weense mineraloog Friedrich Mohs (1773-1839) maakte een schaal van 10 hardheidsgraden. Iedere mineraal van deze reeks wordt gekrast door de volgende, maar niet door de voorafgaande in de tabel. Mineralen die even hard zijn, krassen elkaar niet. Stenen met een hardheid 1 en 2 gelden als zacht, van 3 tot en met 6 als middelhard en van meer dan 6 als hard. Bij mineralen met een hardheid van 8 tot 10 spreekt men van edelsteen-hardheid. (NB. edelstenen hebben altijd meer eigenschappen dan alleen de hardheid
De glans van de diamant ontstaat door terugkaatsing van, dat wil zeggen door spiegeling van, een gedeelte van het invallende licht tegen de oppervlakte. De glans is afhankelijk van de brekingsindex en de structuur van het steenoppervlak, maar niet van de kleur. Hoe groter de lichtbreking, hoe sterker de glans. De meest gewaardeerde glans bij edelstenen is uiteraard te vinden bij de diamant. Bij de slijpvorm 'briljant' wordt de meest ideale toestand van een totale reflectie bereikt en daarmee ook de hoogste schittering.
De 4 C's
De kwaliteit van de diamant wordt bepaald door de zogenaamde vier C's:
- Cut (de slijpvorm)
- Colour (de kleur)
- Clarity (de zuiverheid)
- Carat (het karaatgewicht)
De slijpvorm (cut):
Er bestaat een onderscheid tussen de kwaliteit van het slijpsel en de slijpvorm van een diamant. Diamant geslepen in briljantvorm kent 56 facetten; een goed geslepen diamant zorgt voor een optimale schittering en flonkering. Het model (de slijpvorm) waarin de diamant is geslepen, is meer een kwestie van persoonlijke smaak. Deze slijpvorm heeft nauwelijks invloed op de waarde. Een diamant verliest tijdens het slijpproces gemiddeld circa 50% van zijn oorspronkelijk gewicht. Diamant ontleent zijn schittering aan de weerkaatsing van het licht. De slijper moet de facetten zodanig aanbrengen dat het licht optimaal van het ene facet naar het andere wordt gekaatst. De kennis voor dit veeleisende vak wordt al eeuwenlang van generatie op generatie doorgegeven. De nauwkeurigheid en finesse van het slijpsel bepalen de schittering van de steen.
Door de slijpvorm krijgt een diamant z'n lichtreflecterende eigenschappen.
Wanneer een diamant precies in de juiste verhoudingen is geslepen wordt het licht weerkaatst van het ene facet naar het andere. Alle licht reflecteert dan via de bovenkant van de steen.
Als de diamant te dik is geslepen, gaat het licht deels via de onderkant van de steen verloren. Als de diamant te vlak is geslepen, ontsnapt het licht al aan de steen nog voordat het door een ander facet wordt teruggekaatst.
Het verschil tussen DIAMANT en BRILJANT
Diamant is het materiaal en briljant is een slijpvorm. De briljant slijpvorm is speciaal ontwikkeld voor diamant en heeft 57 facetten (vlakken). In deze vorm geslepen geeft de diamant zijn mooiste schittering. Diamant wordt natuurlijk ook in andere vormen geslepen zoals o.a. de hartvorm, de peervorm etc. Als het om briljant gaat, neemt men vak aan dat het over diamant gaat, maar dat hoeft niet zo te zijn. Er bestaan ook briljantgeslepen smaragden, saffieren, amethisten, robijnen etc.
De kleur (colour):
Voor een ongeoefend oog lijken bijna alle diamanten wit. In werkelijkheid blijkt slechts een klein aantal volkomen kleurloos, dus puur wit te zijn. Een kleurloze diamant is het mooist. Want alleen een volkomen kleurloze diamant heeft een volmaakte prismawerking; zo'n diamant laat het licht vlekkeloos door, zodat het getransformeerd wordt tot alle kleuren van de regenboog. Om de zeer kleine kleurverschillen vast te leggen, zijn internationale normen opgesteld. De kleurenschaal ziet er als volgt uit:
De zuiverheid (clarity):
Diamant schittert meer dan enig ander edelsteen. En een diamant die volkomen vrij is van insluitsels of onzuiverheden is van de hoogste kwaliteit. Want dan staat niets de lichtinval in de weg. Een diamant wordt loepzuiver genoemd als hij volkomen doorzichtig en vrij van insluitsels is. Dit naar het oordeel van een geoefend vakman bij een tienvoudige vergroting onder normaal licht. (Met name grotere) insluitsels gaan ten koste van de schoonheid van een diamant. Deze blijft daarmee echter net zo duurzaam. Maar hoe hoe zuiverder een diamant is, hoe beter. (Uiteraard hangt daar ook een hoger prijskaartje aan, want schaarste zorgt altijd voor een hogere waarde).
Het karaatgewicht (carat):
Groter is NIET altijd beter! Het gewicht van een diamant wordt gemeten in een karaat. Eén karaat gewicht is slechts 200 milligram (in 1 gram gaan dus 5 karaten). Een karaat wordt weer onderverdeeld in honderd 'puntjes'. Dus een diamant van 75 puntjes weegt 0,75 karaat. Het gewicht van een diamant is de meest voor de hand liggende factor om de waarde van de diamant te bepalen. Maar twee diamant van gelijk gewicht kunnen toch een duidelijk verschillende waarde hebben. Dat hangt af van hun kwaliteit (het totaal van de 4 C's). En diamanten van goede kwaliteit kunnen in elk gewicht voorkomen.